Het wordt nooit meer zoals vroeger.

(Joh. 21: 1-18)

Soms geloof je je ogen niet! Staat het er echt of vergis ik mij? Zo iets overkomt je als je leest in het evangelie van Johannes dat Petrus besluit om zijn oude ambacht weer op te pakken. “Ik ga vissen” zegt hij en niet de minsten onder de discipelen zoals Jacobus, Johannes, Tomas en Nathanael zeggen het hem na. Drie jaren van intensief optrekken met Jezus zijn voorbij (denken zij) en Jezus is even uit hun gezichtskring vertrokken of ze besluiten hun oude beroep weer uit te gaan oefenen. Het waren drie spannende jaren, maar nu is het over!
En zo gebeurt het (denken zij). Ze gaan scheep en doen de hele nacht hun best om te vangen. Ze zullen zeker tegen elkaar gezegd hebben: het is na drie jaar wel weer wennen, want wat doen we fout? Er is geen vis te bekennen en zo slaat hun humeur om. En helemaal als er ook nog iemand van de wal zich met hun vangst gaat bemoeien. “Probeer het eens aan de andere kant van het schip!”
Het net is niet aan te slepen en stomverwonderd vragen ze zich af wie toch wel die vreemdeling is. Hoewel Petrus ooit de eerste was die Jezus herkende als de Christus en de zoon van de levende God, moet hij het nu af laten weten. Het is Johannes die het hem vertelt: “het is de Heer!’
Eenmaal op het land gekomen volgt het dramatische gesprek tussen Jezus en Petrus. Drie keer vraagt Jezus hem of hij zijn Heer waarlijk lief heeft. En drie keer antwoordt Petrus: “U weet dat ik U liefheb”. Petrus leert de les van zijn leven en nooit meer zal hij de oude Simon zijn. Maar de beloning is groot: “Weid mijn lammeren!”
Zoals hierboven aangegeven kun je je nauwelijks voorstellen hoe een man als Petrus deze les moest leren. Drie jaren met Jezus opgetrokken, de belijdenis van de Christus uitgesproken, de verschijning van Jezus aan hem na de opstanding meegemaakt en dan nu dit: ik ga vissen! Als dat al Petrus kan overkomen, hoe is het dan wel met ons gesteld?
En daarom lees je met nog meer verbazing hoe God zelf ons in de gaten houdt en de weg naar vroeger verspert door je op onverwachte momenten op te zoeken en de verzoening tot stand te brengen. En dat doet Hij door zichzelf totaal weg te cijferen bijvoorbeeld door het verlaten van de hemel en de vernedering op aarde te ondergaan. En dat doet Hij door bijvoorbeeld af te zien van de vraag of wij Hem onvoorwaardelijk liefhebben. Want dat blijkt uit het Griekse woord voor liefhebben dat hier gebruikt wordt. Petrus antwoord daarop met een ander woord voor liefhebben, minder onvoorwaardelijk en minder opofferend. En in de derde keer dat Jezus de vraag stelt: heb je me lief, gebruikt Hij nu ook dat andere woord voor liefhebben, zodat Petrus nu beseft door Jezus te zijn aanvaard en dat de schuld vergeven is. “Weid mijn schapen!”
Zo blijven dan: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde!

Ad den Besten