Hij is om onze overtredingen verwond (Jesaja 53: 5a)

Sommige mensen kunnen slecht tegen bloed. Als ze zich in hun vinger snijden, vallen ze bijna flauw. Als ze op de televisie een operatie zien, doen ze de handen voor hun ogen en draaien ze hun hoofd om.

In onze tekst worden we opgeroepen onze ogen te richten op Christus. Hij hangt aan het kruis. Nee, wend uw hoofd niet af, doe uw ogen niet dicht en loop niet weg.

Zoals in tijd van oorlog een soldaat met een bajonet zijn tegenstander doodsteekt, zo wordt Christus op Golgotha doorstoken. Jezus krijgt de dodelijke dolksteek in Zijn hartstreek!

U zegt: ‘Wie durft Jezus de doodsteek te geven?’

Jesaja zegt: ‘Hij is om onze overtreden verwond!’ De schrik slaat mij om het hart! Ben ik dat, die Jezus de doodsteek geeft? Het geloof belijdt: ‘Ja, ik kost Hem die slagen, die smarten en die pijn.’

Op Golgotha zijn we geen toeschouwers.

We staan niet op een afstand te kijken hoe anderen Christus doden. O nee, we doen zelf actief mee.

Onze zonden zijn de doornen, die in Christus’ voorhoofd gedrukt worden.
Onze overtredingen zijn de spijkers, die in Christus’ handen en voeten gedreven worden.
Onze ongerechtigheden zijn de geselslagen, die op Christus’ rug neerdalen.
En onze opstand is de speer, die Christus’ zijde doorsteekt.

Wat zullen we dan doen?

De Bijbel spoort ons aan om onze zonden te belijden. Alleen in de weg van schuldbelijdenis ontvangen we schuldvergiffenis. Johannes schrijft: ‘Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’

Kijk nog eens goed naar deze stervende Zaligmaker.

Hij laat Zich vrijwillig verwonden. Uit Zijn wonden vloeit bloed. Dat bloed is krachtig genoeg tot verzoening van de zonden van de hele wereld.

Laten we daarom eerbiedig aan de voet van het kruis knielen en bidden: ‘Heere, gedenk niet meer aan het kwaad dat wij bedreven, onze euveldaân worden ons uit gunst vergeven.’

Wie persoonlijk leeft uit het wonder van de vergeving van zijn zonden, zingt op Golgotha Psalm 32: 1 van harte mee:

Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven;
Die van de straf voor eeuwig is ontheven.
Wiens wanbedrijf, waardoor hij was bevlekt,
Voor ‘t heilig oog des HEEREN is bedekt.
Welzalig is de mens, die het mag gebeuren,
dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren.
En die, in ‘t vroom en ongeveinsd gemoed,
Geen snood bedrog, maar blank’ oprechtheid voedt.

H.J. van der Veen