Wat denkt u over de Christus? (Mattheüs 22: 42)
Rond de uitverkiezing leven verschillende opvattingen.
Ik denk aan die jongen. Hij is 16 jaar en hij gaat naar een reformatorische school. Hij zegt: God kiest volstrekt willekeurig een aantal mensen uit, die zalig worden. De verkiezing is net een loterij. Je moet maar afwachten of je in de prijzen valt.
Ik denk aan die vrouw van 54 jaar. Voor haar is de verkiezing een muur waar zij tegenop loopt. Jarenlang heeft zij in de kerk een prediking gehoord, waarin sterk de nadruk op de verkiezing wordt gelegd. En nu worstelt zij daar mee: zou het wel voor mij zijn? En soms overvalt haar de bange gedachte: ik ben toch niet uitverkoren…
Dat brengt mij bij de vraag: kun je zeker weten of je uitverkoren bent?
Het antwoord op die vraag is kort maar krachtig: ja, alleen door het geloof
in Christus!
Wij kunnen niet spreken over de verkiezing buiten Jezus Christus om. Augustinus zegt: Christus is de spiegel van de verkiezing. Wie door het geloof in Christus is ingelijfd; wie door de Heilige Geest in Christus is ingeplant; wie aan Christus is verbonden, die mag weten dat hij uitverkoren is!
De beslissende vraag in ons leven is dan ook niet: ben ik uitverkoren? De kardinale vraag is: gelooft u in Christus? Want alles draait om de woorden van onze tekst: ‘Wat denkt u over de Christus?’
De Dordtse Leerregels noemen vier vruchten, die de Heilige Geest in ons hart voorbrengt, waaraan wij onszelf kunnen toetsen of wij door de Heere uitverkoren zijn.
De eerste vrucht van de verkiezing is het ware geloof in Christus.
Zodra de Heilige Geest het geloof in ons hart ontsteekt, krijgen wij God lief, vertrouwen wij ons aan Hem toe en buigen wij ons voor Zijn Woord.
De tweede vrucht, die genoemd wordt, is de kinderlijke vreze van God.
Zodra de Heilige Geest ons door het geloof aan Christus verbindt, wordt ons hart vervuld met heilige eerbied en diep ontzag. Wij denken klein van onszelf en groot van God.
De derde vrucht is de droefheid naar God vanwege onze zonden.
De Heilige Geest ontdekt ons aan onze schuld voor God. En dat brengt droefheid met zich mee. Wij gaan ons realiseren dat wij tegen God gezondigd hebben! Wij hebben God op Zijn Vaderhart getrapt. En daarom breekt ons hart en voelen wij een bittere smart.
De vierde vrucht is een honger en dorst naar de gerechtigheid.
Met onze eigen gerechtigheid kunnen wij niet langer voor God bestaan. Wij gaan verlangen naar de mantel van Christus’ gerechtigheid. Wij gaan roepen: geef mij Jezus of ik sterf!
Welnu: als wij in ons leven, in meer of mindere mate, deze vier vruchten ontdekken, dan mogen wij daaruit concluderen dat de Heere in ons leven een goed werk begonnen is. Sterker nog: dan mogen wij tot onze blijdschap zeggen, dat de Heere ons heeft uitverkoren.
Welzalig, dien Gij hebt verkoren,
Dien G’ uit al ’t aards gedruis
Doet naad’ren, en Uw heilstem horen,
Ja, wonen in Uw huis.
H.J. van der Veen