Nooit alleen

“Ik zal u geen wezen laten; Ik kom weder tot u.”
Johannes 14 : 18

Jezus vertroost ons over Zijn weggaan tot de Vader. Als kind van God ben je nooit een ouderloos kind. Hoewel het soms lijkt dat Jezus onbereikbaar ver is, mag je geloven, weten, voelen en ervaren dat Hij je nooit alleen laat. Zijn Woord staat vol met beloften van bijstand en troost. In het bijzonder op die momenten dat Jezus afscheid nam van zijn discipelen.
Het laatste vers van het boek Mattheus geeft een eeuwigdurende belofte: “En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen.”
Het is waar. Je bent nooit alleen, niet aan het lot overgelaten als je Jezus werkelijk kent.
Het kennen en vertrouwen van Jezus is niet zonder gevolgen. In de navolging van Christus zoeken wij de inzettingen van God; willen wij zo leven zoals God het bedoeld heeft.
Die weg is geen weg zonder hartscheuren. Om te leren navolgen moeten wij ons hele leven worden bewerkt. Zo leren wij onze voetstappen in die van Hem te zetten. Het reilen en zeilen van het volk Israël is een voorbeeld hoe God de Vader met Zijn kinderen omgaat.
Daar waar het kind zijn eigen weg weer gaat grijpt Hij in en zendt Hij een woordvoerder. Zo stond de 20-plusser Jeremia er eens voor, geladen met de moeilijke opdracht om ‘uit te rukken, af te breken, te verderven en te verstoren’ alles wat ten nadele in, van en voor Israël was. Om daarna weer te bouwen en te planten. Jeremia 1. Kind zijn van de Vader betekent nooit alleen gelaten worden. Hij is het die je na het vallen telkens weer helpt op te staan. Goddelijke opstandingskracht.
De korte tijd dat wij hier leven op aarde kan dan erg moeilijk zijn; er zijn zaken die uit ons bestaan moeten worden gerukt, moeten worden afgebroken.
God echter bouwt ons, herstelt ons, Hij maakt ons klaar voor Zijn koninkrijk. Jezus ziet met liefde naar ons uit, naar de persoonlijke ontmoeting in het Vaderhuis.
Onze woonplaats wordt daar al klaargemaakt voor ontvangst Joh. 14 vers 2. Voor altijd samen met God. Nooit alleen.
Nu niet, straks niet!

Gert Harrewijn