Joh. 20: 1
Over Pasen moet je niet preken.
Over Pasen moet je zingen.
Pasen moet je horen.
De verkóndiging horen.
De verkondiging geloven.
Van Gods wege gezegd.
Van Gods wege beloofd.
Waarom vinden we het zo vreemd?
Waarom ontnemen wij onszelf een van de kernen van het geloof?
Och, soms zijn we gewoon te moe en te druk met ons dagelijkse gebeuren.
Soms weten we er te weinig van.
We vinden Pasen ook te moeilijk omdat we het willen begrijpen.
Maar Pasen is teveel van een andere, hemelsere wereld.
Pasen is teveel van de hemel om te begrijpen.
Wij kríjgen het verhaal.
Vier evangeliën.
Twee maal twee getuigen.
En ik vraag u: als het nu eens waar is?
Als het nu eens waar is wat de Hemel ons aanreikt?
De details van het evangelie kunnen ons helpen.
Op de eerste dag van de nieuwe week.
Terwijl het nog donker was.
Dat is weer eens zo’n klein zinnetje in Johannes wat zo rijk is.
In Johannes is het Licht daar waar de dingen van God zijn.
Bij Johannes is duisternis daar waar God niet gezien wordt.
Donker is het waar Gods stem niet gehoord en niet geloofd wordt.
Maria hield vol.
Tegen alles in bleef zij gaan.
Wat is zij mooi.
Zij is een ware discipelin.
Met de tranen in haar ogen.
Met een steen in haar ziel.
Toch gaat ze.
En ze gaat door.
Ze zit zo vast dat zelfs de stem van een engel haar niet bevrijden kan.
Alleen de Stem van de Meester.
Maar die klinkt dan ook.
Gebiedend en reddend: Maria !!!
En haar hart barst open bij die stem.
Rabboenie… mijn Meester, betekent dat.
Want dat is Hij.
Uw Meester.
Mijn Meester.
Meester over de dood.
Meester over onze zonde.
Reddend en gevend.
Hij was en is en zal zijn.
Wij gaan door.
Ook al is het nog donker.
ds. A.H. Groen