Sterven en opstaan

Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven… (Romeinen 6: 8)

Jan van Riebeeck stichtte in 1652 in Zuid-Afrika een Nederlandse kolonie. Die kolonie was nodig om de schepen van de V.O.C. van verse groenten te voorzien. Voor die tijd durfden de zeevaarders de uiterste grens van Zuid-Afrika niet voorbij te varen. Immers: op dat puntje strandde ieder zeilschip. De zeelieden noemden die kaap dan ook ‘Stormkaap’.

Op zekere dag waagde een ontdekkingsreiziger het toch om langs Stormkaap te zeilen. Hij ontdekte de weg naar Indië en ontsloot daardoor de schatten van het Oosten. Na deze omwenteling kreeg Stormkaap een andernaam: Kaap de Goede Hoop!

Tot aan Pasen strandde eveneens ieder levensschip bij Kaap de Bittere Dood. Jezus Christus is evenwel om die kaap heengevaren. Hij heeft de weg geopend naar het nieuwe leven, dat oneindig veel rijker is dan de rijkdommen van het Verre Oosten. En in het kielzog van Jezus Christus hoeven wij voor Kaap de Bittere Dood niet meer bang te zijn. Op Pasen heeft Jezus Kaap de Bittere Dood omgedoopt tot Kaap de Goede Hoop!

Maar nu Christus voor ons gestorven is, waarom moeten wij dan nog sterven? Ik noem slechts twee redenen waarom wij ook nog moeten sterven.

1. Ons sterven is een afsterven aan de zonden.

De zonde zit zo diep in ons, dat wij die er met geen mogelijkheid uit krijgen. De zonde heeft ons hele bestaan doortrokken. De zonde zit als het ware in ons bloed, in onze botten, in onze genen.

En om de zonde nu uit te roeien, moeten wij sterven. Als wij onze laatste adem uitblazen, krijgt de zonde in ons de doodssteek. En als ons lichaam in de schoot van de aarde ligt, worden de laatste sporen van onze zonden uitgewist en de laatste restanten van ons zondige bestaan opgeruimd. En dat reinigingsproces, dat zich in het diepste geheim voltrekt, kan zich alleen maar voltrekken in de diepe duisternis van het graf.

2. Ons sterven is een doorgang naar het eeuwige leven.

Het sterven van een christen is niet alleen verlies. Het brengt ook winst. Want het sterven aan de zonde gaat over in een doorgaan naar het eeuwige leven.

Kohlbrugge heeft rond het sterfbed van zijn eerste vrouw dit getuigenis afgelegd. Hij zegt: ‘Ik heb samen met mijn vrouw geworsteld, ik ben met haar in de duisternissen van de schaduw van de dood geweest, ik kon samen met haar juichen. Ik ben met haar tot aan de poort van de hemel geweest. En toen zij binnengegaan was, heb ik de Heere geprezen voor Zijn erbarmen en trouw.’

Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven…

 

H.J. van der Veen