Jezus zei: ‘Sta op…’

Jezus zei: ‘Sta op…’
Lezen: Johannes 5: 1-9

 

In Jeruzalem was een ziekenhuis met de naam Bethesda. Dat betekent: huis van barmhartigheid. Een mooie naam voor een zorgcentrum of ziekenhuis. Deze naam komt op verschillende plaatsen in ons land nog steeds voor. Ook in Jeruzalem draagt een ‘badwater’ deze naam. Een groot huis, met vijf zuilengangen. Vol met zieke mensen. Met in het midden een badwater, een vijver, waarin af en toe beweging van het water optrad. Wie als eerste in het bewegende water kwam, werd genezen. Op een zekere sabbatdag komt Jezus hier binnen: op ziekenbezoek. Gaan we even mee naar binnen? Je zou verwachten dat daar veel mensen druk bezig zijn met het verzorgen van patiënten. Daar zal wel met zelfverloochening barmhartigheid bewezen worden. Het personeel vliegt heen en weer. Artsen zijn onvermoeibaar aan het werk. Dat zou je toch in een ziekenhuis verwachten?

Maar als we binnenkomen ziet het er heel anders uit: geen sprake van barmhartigheid. Alleen ellende en narigheid. Het ligt overvol met mensen. Zieke mensen: een grote menigte van zieken, blinden, kreupelen, verlamden. Ja, wat verwacht je anders in een ziekenhuis? Maar het is hier geen kuuroord, geen medisch centrum met artsen, zoals in onze ziekenhuizen tegenwoordig. Kan men hier, zonder medische zorg, beter worden? Ja toch, want als het water in beroering komt, dan is er genezing. Ongewone krachten treden op. Niet te verklaren. Maar voor de zieken rondom het badwater was het niet onduidelijk: wie als eerste in het bewegende water komt, wordt genezen. Daar liggen vijf zuilengangen vol met zieke mensen. Een huis vol zorg en ellende. En toch: Bethesda! Huis van barmhartigheid. Want Jezus komt binnen. Hij is barmhartig en genadig. Spreekt Hij hier slechts één woord om allen te genezen? Laat Hij hier zien dat Hij de machten van de dood heeft overwonnen? Nee. Jezus komt niet als een wonderdokter om spectaculaire kunsten te vertonen. Hij komt om zondaren te behouden. En onderstreept dat door een zieke man gezond te maken.

Jezus ziet deze man liggen, verlamd, al achtendertig jaar ziek. Totaal vereenzaamd. Niemand die hem helpt om in het water te komen. Hij zegt tegen Jezus: ‘ik heb geen mens om mij in het badwater te werpen’. Deze man probeerde wel in het water te komen. Maar zijn ledematen werkten niet mee; hij kwam altijd weer te laat, steeds was een ander hem voor. De vraag van Jezus klinkt schijnbaar overbodig: ‘Wilt u gezond worden?’ Vanzelf! Maar deze man heeft alle hoop op herstel al opgegeven?

En toch is er hoop in dit huis van barmhartigheid. Want Jezus is er. Jezus kent zijn leven. Voor Jezus zijn er geen hopeloze gevallen. Jezus komt op tijd. Op Gods tijd. Ook na achtendertig jaar! Want hij is God, bekleed met macht. Hij roept de dingen die niet zijn, alsof ze er waren. Jezus spreekt: ‘Sta op, neem uw ligmat op en ga lopen’. Dat kan toch niet? Deze man is toch verlamd? Wie zegt dat het niet kan? Hier zien we iets van de gehoorzaamheid van het geloof, tegen alle verstandelijk redeneren in. Een verlamde man, die niet eens een paar stappen kan doen naar het water. Hij staat op en ging lopen! Meteen werd hij gezond.

Jezus sprak als gezaghebbende: Hij spreekt en het is er! Toen en ook nu.

Ook als je al zolang ziek bent. En we hebben allen die vreselijke ziekte, die ‘zonde’ heet. Is daar dan nu ook genezing voor? Vergeving? We hebben een barmhartige en getrouwe Hogepriester (Hebreeën 2: 17). ‘Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden van de hele wereld (1 Johannes 2: 2). Daarom stond er een kruis op Golgotha. Verzoening is aangebracht. Voor allen die de toevlucht tot Jezus nemen.

Die in hun zonden en ellenden, tot Hem zich ter genezing wenden‘ (Psalm 147:2)

Ds. W.C. Meeuse