(Jesaja 28 vers 10-13)
Het is toch vaak een beetje behelpen, nietwaar? Al die vreemde talen op vakantie! Het kan je onzeker maken of je weet het aardig te verbloemen: there is nothing on the hand! Soms klinkt een taalblunder heel stoer: I always get my sin. Vrij vertaald: ik krijg altijd mijn zonde! Het is soms ook gissen wat er precies bedoeld wordt als je iets leest of hoort. Daar hebben de Bijbelvertalers soms ook last van. Zo weten zij niet goed raad met wat er in Jesaja 28 vers 10 staat (NBV): tsav latsav, tsav latsvav, kav lakav, kav lakav.
Voor wie meent dat de Bijbel gesneden koek is: weet u wat deze woorden betekenen? U zou wel héél knap zijn als u het wist. Bijbelvertalers wisten het namelijk ook niet. In de HSV worden de woorden heel netjes uitgelegd als ‘gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel.’ Dat klinkt best aardig en het is wat dubbelop, maar ja……gaat het ons helpen? Zou het klanktaal kunnen zijn? De eerste geluiden van een baby bijvoorbeeld, een repertoire van brabbeltoontjes met die dominante a-klank, zoals….. da, da, da of ta, ta, ta? Als dat zo is, dan tref je dus, tussen alle hooggestemde woorden uit de Bijbel, opeens het gekraai van een baby aan. Dat is toch wel apart.
Naast gebrabbel kan er ook iets in zitten van het gelal van een aangeschoten dronkaard. Iemand die niet meer goed uit zijn woorden komt. Gezien het verband zou dat heel goed kunnen! Wat is er namelijk aan de hand? Er is op het tempelplein in Jeruzalem een verschrikkelijke slemppartij aan de gang. Je treft er blinde leidslieden aan die te diep in het glaasje hebben gekeken. Hikkend slaan ze elkaar uitbundig op de schouders en menen, door de drank benevelt, zelfs een openbaring van God door te kunnen geven. Ja, een mens wordt bij een borrel, nu eenmaal quasidiepzinnig.
Als dan de oh zo serieuze Jesaja verschijnt en profeteert, vallen ze hem spottend in de rede: wat wil je ons nu leren (vers 9)? Je behandelt ons als baby’s die het ABC van het geloof nog niet onder de knie hebben! Je taal is voor ons dronkenmanspraat. Altijd die kritiek, die betweterigheid, dat gepruttel. Om vervolgens Jesaja vrolijk in de hoek te zetten en hem te imiteren met babygeluidjes. Een nietszeggende tekst dus. Je kunt er geen touw aan vastknopen. Stel je voor dat God zó tegen ons zou praten! Met een onverstaanbare boodschap. Een Bijbel vol brabbeltaal. Die zou je toch dichtklappen en opzij leggen? Jawel…maar voor u hem dichtslaat: in de Bijbel gaat het om geloofstaal. Taal die iets heeft van verwondering, van een beetje stamelen en met je mond vol tanden staan. We zingen wel heel parmantig: de Geest spreekt alle talen, maar leg het Evangelie maar eens uit in hapklare taal! Lastig hoor!
Ik zou de leraar Engels er maar niet mee vermoeien, maar Paulus laat weten dat hij liever vijf woorden spreekt met zijn verstand, dan tienduizend woorden in een andere taal. En…voegt hij er fijntjes aan toe: gedraag je niet als kleine kinderen! (1 Korinthe 14 vers 19 en 20). Het gezwets van de stomdronken priesters keert zich ook tegen hen. Jesaja pareert meesterlijk en met de nodige ironie de aanval: ‘goed als u dan kennelijk onverstaanbare zinloze kinderpraat hebt gehoord, dan zult u het horen ook!’ De dag zal komen dat vreemde overheersers, met een onverstaanbare tongval, u onder het juk van hun geboden zullen plaatsen. U zult er helemaal niets van verstaan. De goede verstaander weet dat het Evangelie niet eindigt in flarden van mist, maar klip en klare taal spreekt. Het is maar wat je hoort. Waar discipelen op het Pinksterfeest werden aangezien voor stomdronken lui, hoort een ander deel, de grote werken Gods in de eigen taal. Zo bezien, mogen de diensten in het nieuwe seizoen u en jou tot zegen zijn.
Theo den Braanker