Hemelvuur

Lukas 9: 51-56

Kom Heilige Geest, stort op ons Uw vuur!

Als je niet beter weet, klinkt zo’n lied best heftig. Oorlogstaal. Zie je wel, zou iemand kunnen zeggen: Kijk wat religie met een mens doet, het leidt alleen maar tot extremistische ideeën.

Voordat we het allemaal gaan tegenspreken, neem ik u toch graag even mee naar Lukas 9. Daar doen twee discipelen het onthutsende voorstel aan Jezus om een

compleet dorp uit te roeien met hemelvuur. Dat dorp moet maar met de grond gelijk worden gemaakt. Door de bliksem getroffen, zoals bij Elia. De rillingen lopen over je rug als je bedenkt dat deze uitlating notabene uit de mond komt van twee fatsoenlijke discipelen: Jakobus en Johannes. Discipelen die je behoorlijk hoog hebt staan. Nou, deze zonen van de donder (Markus 3: 17) laten er bepaald geen gras over groeien.

Het draait om de Samaritanen.

Vreemde snoeshanen. Van oorsprong een mengelmoesje, een restant uit het Tienstammenrijk dat zich vermengd had met heidense kolonisten. Ruim voldoende voor een échte Jood om ze met de nek aan te kijken. Want – en dat spreekt vanzelf – zo’n gemengde bevolking houdt er natuurlijk ook een gemengde godsdienst op na.

Ze hebben wel een Bijbel, maar ja, die was niet volledig. Slechts vijf boeken. Nou daar kun je de zaligheid niet mee verdienen. Bovendien hebben ze ook nog een eigen

verwachting van de Messias. En het ergste van alles is dat ze botweg weigeren om te kerken in Jeruzalem.

De directe aanleiding?

Nou …. Jezus is op reis en stuurt vast wat kwartiermakers vooruit. Bij de afslag naar Jeruzalem komen de discipelen in een Samaritaans dorp aan. Op zoek naar een onderkomen. Je kijkt dan links en rechts of er nog iets vrij is. Met die Oosterse gastvrijheid en met Jezus in het midden, kan dat natuurlijk niet mis gaan. Heel keurig en beleefd klonk dan ook de vraag: ‘Kunt u ons misschien aan onderdak helpen, wij zijn op weg naar Jeruza…..’ Wablief! Naar Jeruzalem? Een Rabbi die op doorreis is? Daar beginnen we niet aan! Logies en ontbijt? Schrijf maar op je buik, daar werken we niet aan mee! De groeten!

Ergens is die ophef van de discipelen bij die afwijzing wel te begrijpen. We laten ons toch ook niet zomaar even wegzetten bij zulke domme, naïeve godsdienstige vooroordelen? Hoe snel zijn wij niet aangebrand en staan we klaar met onze verwensingen als het even tegenzit? We mogen dan de hemel en hel uit onze westerse cultuur hebben verbannen, de oordelen overleven de secularisatie altijd. Alleen worden de oordelen dan niet meer door God uitgesproken, maar door ons mensen.

Jezus wijst een andere weg.

Het is niet de opmars van een Koning die onderwerping vraagt en opeist. Hij gaat rustig naar een ander gehucht. Deze twee heren krijgen dan ook een flinke uitbrander: ‘U beseft niet van welke Geest u bent!’ Nee, ze bakken er nog niet veel van. Later als de Heilige Geest is uitgestort, dan…

Deze gebeurtenis speelt zich af in de dagen van Zijn ‘opneming’, zo lezen we. Wie denkt er dan niet aan Hemelvaart?

Daar hadden uitgerekend Jakobus en Johannes aan het begin van het hoofdstuk al een voorproefje van gehad.

En straks krijgen ze het bij de daadwerkelijke Hemelvaart te horen: ‘En u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en jawel je hóórt het goed…ook in Samaria.’

Het gebied waar ze nu nog de vloer mee willen aanvegen … wordt dan het eigen zendingsterrein.

Het kan verkeren! Wat hebben we toch een wonderlijke God!