‘Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen’
(Psalm 1: 3)
Bomen spreken tot de verbeelding. Hun vorm, kleur, bladerdak. In ieder jaargetijde ziet een boom er weer anders uit. Bomen spreken ook tot de verbeelding vanwege hun ouderdom; terwijl de wereld verandert, staat een boom in weer en wind. Wat we van bomen leren is ook dat iedere boom water nodig heeft om te kunnen leven, te groeien en te bloeien.
Vanuit dit beeld komt de dichter terecht bij het leven van een mens. De mens is als een boom. Zonder de noodzakelijke bron voor het leven, verwelkt een mens en verdort een mens tenslotte. Zo tekent de dichter in alle heftigheid het leven van een goddeloze. Wie leeft buiten de levende relatie met God, verwelkt en verdort. Wie zich mee laat voeren door de zonde komt in de ellende terecht. Wie in de kring van zondaars gaat heeft geen leven. Leven is immers méér dan biologisch bestaan. Echt leven bestaat in eeuwigheid.
Tegenover de goddelozen die als kaf in de wind verwaaien, stelt de psalmdichter degenen die hun vertrouwen op de Here God stellen. Wie zich aan de levende God toevertrouwt lijkt op een boom, die vlakbij stromend water staat. De bron van levend water maakt de boom zo vitaal. Wie put uit de bron blijft krachtig, vitaal en fris. De bron van levend water: dat is voor de psalmist de Thora, de Wet van God. De bron van levend water is Gods Woord. In de kerkdiensten klinkt dit woord van God steeds opnieuw. In kringen ontmoeten we elkaar rondom dit woord. In de catechese worden we gevormd door dit Woord. Nu we als gemeente aan het begin van een nieuw winterseizoen staan, worden we uitgenodigd om dit Woord op allerlei manieren in te drinken.
Een boom, die geplant is aan een waterstroom. Dat is een prachtig beeld voor de gelovige die zich toevertrouwt aan Christus. Jezus Christus is de bron van het leven. In de verbondenheid met Hem mogen we steeds nieuwe kracht putten. In Hem is eeuwig leven. Wie Hem kent behoort Hem door dood en graf heen voor eeuwig toe. Dat is de meest hoopvolle boodschap die we elkaar kunnen meegeven.
Laat me in U blijven, groeien, bloeien,
o Heiland die de wijnstok zijt!
Uw kracht moet in mij overvloeien,
of ‘k ben een wis verderf gewijd.
Doorstroom, beziel en zegen mij,
opdat ik waarlijk vruchtbaar zij!
J.W. Sparreboom